De paniek volgt op lichamelijke verschijnselen als ademnood, hartkloppingen, pijn op de borst, misselijkheid, duizeligheid en hevige transpiratie. Deze verschijnselen zijn ongevaarlijk en vaak het gevolg van te veel oppervlakkig in- en uitademen, maar worden door de patiënt verkeerd geïnterpreteerd: vaak denkt hij een hartaanval door te maken. De persoon heeft het gevoel de controle over zichzelf te verliezen: de angst flauw te vallen, gek te worden of dood te gaan is overweldigend.
Een paniekaanval kan wel eens voorkomen. Er is echter pas sprake van een stoornis als de aanvallen regelmatig terugkeren. Veel mensen met een paniekstoornis gaan uit angst voor een volgende aanval bepaalde situaties vermijden (anticipatieangst) en sommigen ontwikkelen daarbij agorafobie (straatvrees).